Uitleg apporteren
Apporteren is een sport die veel overeenkomsten heeft met de jachthondensport, maar wellicht iets toegankelijker is, doordat er nooit met wild gewerkt. Tevens mogen alle honden deelnemen aan de examens en wedstrijden in de apporteersport, dus ook honden uit andere rapgroepen of zonder stamboom. Apporteren is een sport waarbij de hond leert om een voorwerp, zoals een dummy en/of apporteerblok, op te halen en correct terug te brengen naar de eigenaar. Het is een fantastische manier om samen te werken met je hond, de gehoorzaamheid te verbeteren en tegelijkertijd plezier te beleven. De Labrador Retriever is naast een geweldige metgezel immers gefokt om te apporteren.
Binnen de apporteersport kennen we de volgende soorten apporten:
– Waterapport: De hond moet een dummy apporteren uit het water, een geweldige uitdaging voor Labradors die van zwemmen houden!
Deze diploma’s bestaan uit verschillende onderdelen, waarbij niet alleen het apporterend vermogen van de hond getoetst wordt, maar ook het appel en de steadyness
De hond moet zijn begeleider over een traject van ongeveer 40 meter volgen. De vorm die gelopen wordt is een zandloper, waardoor er tweemaal een bocht naar link en twee maal een bocht naar rechts gelopen dient te worden. Dit traject dient eerst aangelijnd en daarna los gelopen worden.
De hond dient op een aangewezen plaats te blijven zitten liggen of staan. De begeleider gaat op een afstand van 30 meter staan en roept de hond bij zich. Op een afstand van ongeveer 3 à 5 meter van de ideale lijn van de hond naar de begeleider liggen meerdere verleidingen op het terrein. De hond dient deze verleidingen te negeren en direct in een rechte lijn te komen en voor de begeleider te gaan zitten.
Deze proef wordt met meerdere, maar met ten minste twee honden tegelijk uitgevoerd.
De hond moet een weggeworpen dummy of apporteerblok, apporteren. Het apport valt zodanig dat de hond, om het apport te bereiken, over een hindernis moet springen. De begeleider staat met zijn hond ongeveer 3 meter voor de hoogtesprong of hindernis opgesteld. De hond moet het apport binnen handbereik van de begeleider brengen.
De hond moet een, in beperkt gebied met verleidingen verborgen, apport apporteren. Nadat de hond door de begeleider is ingezet, moet de begeleider zich naar een plaats begeven, zodat er geen zichtcontact meer tussen hem en de hond is. Wanneer de hond het apport heeft opgepakt mag de begleider weer in zicht komen om het apport aan te kunnen nemen.
De hond moet een voor hem zichtbaar weggeworpen dummy of apporteerblok apporteren. De werper dient het apport, met een grote boog van zich weg te werpen, op ongeveer 60 meter van de hond. De valplaats dient zodanig te worden gekozen dat de hond vanaf de positie bij de begeleider het apport niet kan zien liggen (iets hoger gras of lage dekking). De helper geeft een schot met een 6 mm alarmpistool en gooit het apport. De begeleider mag vanaf het moment dat de hond is uitgezonden tot aan het moment dat deze het apport heeft opgepakt geen aanwijzingen of commando’s geven.
Na ongeveer 25 meter moet de hond mag stoppen. Als de hond is gestopt, wordt op een afstand van ongeveer 10 meter haaks op de inzetplaats, door de helper met een schot van een 6 mm alarmpistool het apport opgegooid. Na opdracht van de keurmeester geeft de begeleider de hond de opdracht voor te komen. Als de hond voor is gekomen mag de begeleider de hond inzetten naar het opgegooide apport.
De hond moet, nadat hij door zijn begeleider naar de valplaats is gedirigeerd, een dummy of apporteerblok apporteren. De hond moet via een zo natuurlijk mogelijk gemarkeerd stoppunt naar de valplaats worden gedirigeerd. Dit punt is maximaal 90 meter van de positie van de begeleider en ongeveer 30 meter van de valplaats en is zodanig, dat een aanzienlijke richtingscorrectie nodig is om de valplaats te bereiken. De begeleider moet zijn hond stoppen in de naaste omgeving van het stoppunt en moet zijn hond van daaruit naar de valplaats dirigeren.
De proef begint maximaal 50 meter vanaf de waterkant / bak. De hond moet, zonder halsband of lijn, zijn begeleider volgen die, na opdracht van de keurmeester, samen met minimaal twee andere combinaties met een onderlinge afstand van vijf meter, op linie in de door de keurmeester aangegeven richting lopen. Na ± 20 meter wordt op aanwijzing van de keurmeester door een helper een schot van een dummylauncher of 6 mm alarmpistool gegeven waarna de combinaties halt houden. De hond moet uit eigen beweging of na maximaal één commando gaan zitten, liggen of blijven staan. Op aanwijzing van een keurmeester wordt door een helper een dummy geworpen die in het water terechtkomt. Op aanwijzing van een keurmeester wordt in linie verder gelopen. Na ongeveer 10 meter volgt van een keurmeester het commando links of rechtsomkeer, waarna de combinaties in linie teruglopen naar het beginpunt waarna wederom een links of rechtsomkeer wordt halt gehouden. Op aanwijzing van een keurmeester, moet de hond het apport apporteren.
De hond moet een aan de andere zijde van het water geworpen apport apporteren dat niet zichtbaar is vanaf de inzetplek.
C-diploma: Proef A t/m K