Ingezonden bericht door de heer Hildeward Hoenderken – Keurmeester op de LKN Clubshow op 20-09-2020
Beste Labrador liefhebber,
Met veel plezier heb ik de Clubshow van de Labrador Kring Nederland gekeurd op zondag 20 september in Epe. Wat een mooie locatie en wat een goede organisatie! Vooral in deze corona-tijd is zo’n buiten locatie ideaal en veilig voor exposanten, keurmeester en organisatie. Mij is gevraagd een kort stukje te schrijven over mijn bevindingen tijdens de keuring en dat doe ik dan ook graag!
Eerst wat algemeens over het keuren van honden. Waar is een keurmeester naar op zoek? Een keurmeester zoekt naar een hond die met betrekking tot het uiterlijk zo goed mogelijk de standaard benaderd, een rastypisch gangwerk laat zien, gezond is (voor zover waarneembaar) en een typisch gedrag laat zien. Dit zijn best veel verschillende zaken, iedere keurmeester hecht misschien ook extra belang aan bepaalde punten binnen deze onderdelen.
Gedrag
Om met het gedrag te beginnen, dit is eigenlijk bij elk ras voor mij een zeer belangrijk onderdeel. Bij de Labrador Retriever staat in de standaard vermeld dat er een “goed temperament” moet zijn en “zonder spoor van agressie of overdreven verlegenheid”. Ik vertaal dit dat een Labrador vrij moet zijn van angst, niet terughoudend of agressief moet zijn en vrolijk en attent in de ring moet staan met staartactie. Op de keuring ben ik een aantal honden tegengekomen die echt te terughoudend was, waardoor ik deze honden nauwelijks kon betasten. Training kan dit natuurlijk positief beïnvloeden, maar naar mijn mening is het toch lastig een wat terughoudende hond echt ‘vrij in temperament’ te krijgen! Voor mij een duidelijk aandachtpunt in de fokkerij: niet fokken met terughoudende of angstige honden.
Gezondheid
Tijdens de keuring heeft een keurmeester ook aandacht voor de gezondheid, echter de showring is geen spreekkamer van een dierenarts. Een keurmeester kijkt voornamelijk naar uiterlijk waarneembare problemen van bijvoorbeeld het gebit, kreupelheden en/of oogproblemen. Heel fijn dat ik geen grote gezondheidsproblemen ben tegengekomen. Een aandachtspunt is dat de hoofden voldoende ‘droog’ blijven (= geen rimpelvorming in het hoofd) waardoor het risico op oog- en ooglidproblemen voor een groot deel voorkomen kan worden. Het gaat misschien te ver om heel uitgebreid op het gangwerk in te gaan, toch is dit zeer belangrijk bij de beoordeling van de honden. Waarom? Het gangwerk is een resultante van de lichaamsbouw, de gezondheid en het temperament van de hond. Fouten in de bouw die misschien bij het staan nog kunnen worden verborgen, komen aan het licht in de bewegingen. Dit is ook een reden waarom ik de honden uitgebreid laat lopen tijdens de keuring en ook bij het plaatsen de honden nog een keer laat lopen om zo een goede vergelijking te kunnen maken tussen de verschillende honden. Een probleem binnen het ras is bijvoorbeeld de staartdracht tijdens het gaan. Een collega-keurmeester betichtte mij eens dat ik het maar steeds over staartdracht had, maar in mijn ogen is dit zeer essentieel. De staartdracht laat namelijk goed zien hoe de bekkenligging is. Tijdens mijn keuring op de Clubshow kwam ik redelijk wat honden tegen met een vlak liggend bekken waardoor de staartaanzet te hoog was en de staart vaak ook hoog gedragen werd. Hierdoor ontstaat niet alleen een afwijkende outline in het gaan, het gangwerk is ook minder effectief. Ook zag ik regelmatig honden met een juist te sterk hellend bekken. Ook bij een sterk hellend bekken zie je vaak een te hoge staartdracht, echter dit gaat gepaard met een lage staartaanzet. De paslengte naar achteren toe is bij deze honden onvoldoende, waardoor je een zogenoemd ‘ondergeschoven gangwerk’ krijgt. In eerdere standaarden stond vermeld dat de staart in het verlengde van de rug moest worden gedragen, dit staat nu niet meer in de standaard. Een staartdracht die wat boven deze lijn wordt gedragen is niet erg, als de staartaanzet maar goed is en dus de bekkenligging en hiermee het gangwerk. Verder wil je natuurlijk graag een goede staartactie zien, een kwispelende staart. Dit is een uiting van het karakter van de hond, de hond heeft het naar zijn zin in de ring en vindt het leuk om met zijn handler aanwezig te zijn.
Lichaamsverhoudingen
Dan in mijn ogen één van de belangrijkste punten; de lichaamsverhoudingen. Dit is echt een aandachtspunt in het ras. Een Labrador moet een compacte, normaalbenige hond zijn. Dit is goed te begrijpen want een jachthond moet op het land en in het water goed kunnen bewegen, beenlengte is hier belangrijk voor. In veel rassen en vooral ook bij de Labrador is beenlengte echt een aandachtpunt. Hoe moet het zijn? Een Labrador is een normaalbenige hond. In tegenstelling tot rassen die hoogbenig of kortbenig zijn. Bij een normaalbenige hond is de lengte van punt schoft tot onderkant borstbeen gelijk aan de lengte van het centrum van de elleboog tot aan de grond. Bij Labradors moeten deze twee lengtes dus gelijk zijn. Benen van bijvoorbeeld windhonden en de St. Bernard moeten idealiter iets langer zijn dan de lichaamsdiepte (hoogbenige honden), bij rassen als bijvoorbeeld de Bassethound en Clumber Spaniel is de beenlengte veel korter dan de lichaamdiepte (kortbenig). Labradors moeten dus normaalbenig zijn, maar zijn dit vaak niet. In de fokkerij moet hier echt meer rekening mee worden gehouden, omdat dit bijzonder erfelijk is. Als je beenlengte kwijtraakt, krijg je dit bijna niet meer terug. Kortbenige honden lijken ook veel langer te zijn, waardoor je het rastypische compacte totaalbeeld kwijt gaat raken. Naast kortbenige honden waren er ook een aantal diepgestelde honden. Deze honden hebben geen korte benen, maar meer borstdiepte.
De onderkant van het borstbeen ligt onder de lijn van de ellebogen. Dit is een veel minder groot probleem, honden lijken dan wat zwaarder en plomper gebouwd, vaak gaat dit ook gepaard met een heel typische tonvormige ribkorf. Ik denk dat het onderscheid hierin erg belangrijk is en dat dit enige oefening vergt om dit goed waar te nemen. Misschien kan de LKN rond dit onderwerp eens een seminar organiseren voor fokkers en geïnteresseerden. Moeilijk bij Labradors is verder om een goede breedte te krijgen in schedel en lichaam. Veel honden kunnen idealiter nog een wat bredere schedel hebben en meer welving in de ribben. Denk dat de winnende reu dit optimaal liet zien, een mooi compacte hond, met veel substantie door de goede brede ribben en lendenpartij.
Kwalificaties
Afsluitend wil ik nog wat zeggen over de kwalificaties. Ik heb zondag een redelijk aantal honden een kwalificatie ‘goed’ of ‘zeer goed’ gegeven. Bij deze honden staat in het keurverslag duidelijk vermeld waarop deze kwalificatie berust. Veel honden hebben een lagere kwalificatie gekregen omdat ze een onvoldoende vrij karakter lieten zien, kortbenig waren of onvoldoende lichaamssubstantie hadden. Natuurlijk geef ik als keurmeester ook liever alleen maar uitmuntende kwalificaties, ik hoop echter door mijn keuring, plaatsingen, keurverslagen, kwalificaties en deze korte uiteenzetting een bijdrage te leveren in de kwaliteit van de fokkerij van de Labrador Retriever in Nederland.
Kynologische groet,
Hildeward Hoenderken